Hof beslist over omvang te betalingen pensioenuitkering man en vrouw na scheiding
Geschil over de omvang van de te betalen pensioenuitkeringen van man en vrouw aan elkaar. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot betaling aan de vrouw van haar aandeel in de pensioenaanspraken van de man bij het ABP van een bedrag van € 6.194,72 bruto over de periode van 20 mei 2014 tot 1 juni 2016 en een bedrag van € 254,28 bruto per maand, te voldoen met ingang van 1 juni 2016 en met ingang van 2017 jaarlijks te indexeren. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man van zijn aandeel in de pensioenaanspraken van de vrouw bij het Ahold Pensioenfonds van een bedrag van € 567,96 bruto per jaar, te voldoen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd van de vrouw (23 mei 2015, hof) en jaarlijks te indexeren. Het hof oordeelt dat geen sprake is van rechtsverwerking. Het hof vernietigt het vonnis voor zover de vrouw is veroordeeld tot betaling aan de man ter zake van de (voorwaardelijke) uitkering van het aandeel van de man in de pensioenaanspraken van de vrouw, van een bedrag van € 567,96 bruto per jaar. Het hof veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man ter zake van de (voorwaardelijke) uitkering van het aandeel van de man in de pensioenaanspraken van de vrouw, van een bedrag van € 802,94 bruto per jaar, te voldoen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd van de vrouw, jaarlijks te indexeren. Voor het overige bekrachtigt het hof het vonnis.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 27-06-2023