Geen verboden ongelijke behandeling bij andere indexatie actieven en slapers/pensioengerechtigden door Euronext, goed werkgeverschap wordt herbeoordeeld
Geschil over ongelijke behandeling indexatie door Euronext. Het pensioenfonds is eind 2013 in liquidatie gegaan. Euronext heeft per 1 januari 2014 voor actieve werknemers een nieuwe pensioenovereenkomst gesloten die voorziet in voorwaardelijke indexatie en deze ondergebracht bij Delta Lloyd. De pensioenrechten en -aanspraken die bij het pensioenfonds waren opgebouwd, zijn door dat fonds overgedragen aan Delta Lloyd. Daarbij kon een in april 2013 vastgestelde korting op de pensioenen van 3% uiteindelijk (met terugwerkende kracht) worden beperkt tot 1,55%. Voor hen die niet onder de nieuwe regeling vallen – onder wie bij VPE aangesloten gepensioneerden en gewezen deelnemers – voorziet de sinds 1 januari 2014 geldende pensioenregeling niet in een voorwaardelijk recht op indexatie. De vereniging van pensioengerechtigden Euronext c.s. willen met deze procedure bereiken dat gepensioneerden en gewezen deelnemers net als vóór 2014 op het punt van de indexatie gelijk worden behandeld met de actieve werknemers. Zij eisen tevens dat de pensioenkorting van 1,55% voor hen wordt teruggedraaid. Het gerechtshof heeft hen grotendeels in het gelijk gesteld, onder meer overwegende dat Euronext hen ongelijk behandeld heeft ex artikel 58 PW, een uitvoeringsovereenkomst had moeten sluiten en niet als goed werkgever heeft gehandeld. Voor zover de overwegingen van het hof zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat artikel 58 Pw een verplichting op Euronext als werkgever legt, gaan zij uit van een onjuiste rechtsopvatting. Uit de opneming van artikel 58 Pw in hoofdstuk 4 van de Pensioenwet, richt artikel 58 Pw zich tot de pensioenuitvoerder en niet tot de werkgever, aldus de Hoge Raad. Uit artikel 58 lid 1 en lid 3 Pw volgt niet dat gewezen deelnemers en gepensioneerden op gelijke wijze moeten worden behandeld als actieven. Die bepalingen verzetten zich immers, gelet op de bewoordingen ervan en de parlementaire geschiedenis, alleen tegen een onderscheid dat kan ontstaan in het geval van verhoging van een ouderdomspensioenrecht door middel van een toeslag. Verhoging van pensioenaanspraken van bij Euronext op 1 januari 2014 actieven door middel van een toeslag kan dus niet leiden tot een door artikel 58 lid 1 en lid 3 Pw verboden onderscheid. Evenmin volgt uit artikel 58 lid 1 en lid 3 Pw dat als een ouderdomspensioenrecht van een (actief) gepensioneerde die op 1 januari 2014 als werknemer bij Euronext in dienst was, wordt verhoogd op grond van de pensioenregeling neergelegd in de CAO 2014, het ouderdomspensioenrecht of de aanspraak op ouderdomspensioen van personen die voor 1 januari 2014 gepensioneerde of gewezen deelnemer in de door PMA (en na de collectieve waardeoverdracht Delta Lloyd) uitgevoerde pensioenregelingen zijn geworden, in dezelfde mate moet worden verhoogd. Deze personen hebben immers niet deelgenomen in de pensioenregeling neergelegd in de CAO 2014 waarin de toeslagen hun grondslag vinden, zodat niet voldaan wordt aan het vereiste van ‘deelgenomen hebben in dezelfde pensioenregeling’.
Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat een gewezen deelnemer en een pensioengerechtigde niet langer pensioenaanspraken verwerven. Verder volgt daaruit dat de werkgever op grond van artikel 23 Pw een uitvoeringsovereenkomst met een pensioenuitvoerder dient te sluiten en in stand te houden zolang er sprake is van verwerving van pensioenaanspraken. De verplichting voor Euronext op grond van artikel 23 Pw (zie hiervoor in 3.4.19) strekte dus niet zover dat zij bij opzegging van de uitvoeringsovereenkomst met PMA gehouden was om niet alleen voor de op 1 januari 2014 actieven – voor wie de verwerving van pensioenaanspraken nog niet was geëindigd – maar ook, zoals het hof heeft geoordeeld, voor degenen die al voor 1 januari 2014 gepensioneerde of gewezen deelnemer waren geworden – en voor wie de verwerving van pensioenaanspraken dus al wel was geëindigd – de uitvoeringsovereenkomst met PMA in stand te houden dan wel een nieuwe uitvoeringsovereenkomst te sluiten. Het in de overwegingen van het hof besloten liggende oordeel dat artikel 23 Pw Euronext ertoe verplichtte de uitvoeringsovereenkomst met PMA te continueren of een nieuwe uitvoeringsovereenkomst met Delta Lloyd te sluiten voor de op 1 januari 2014 niet meer actieven, geeft dus blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Volgens het hof heeft Euronext de norm van goed werkgeverschap geschonden omdat zij bij de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van haar (voormalige) werknemers door niet te voorzien in een regeling tot behoud van het indexatieperspectief ten aanzien van hun pensioenaanspraken en -rechten. Uit de beslissing van het hof blijkt niet hoe dit oordeel zich verhoudt tot de door het hof niet verworpen stellingen van Euronext. Aldus heeft het hof onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang. De enkele omstandigheid dat een werknemer door aanvaarding van de begunstiging op grond van artikel 6:254 lid 1 BW als partij bij de uitvoeringsovereenkomst geldt, brengt niet mee dat de werknemer op die grond jegens de werkgever recht heeft op nakoming van diens in de uitvoeringsovereenkomst neergelegde (financiële) verplichtingen jegens de pensioenuitvoerder. Een zodanig recht op nakoming vloeit ook niet voort uit de Pensioenwet. De Hoge Raad vernietigt de arresten van het hof Amsterdam en verwijst het geding naar het hof Den Haag.
Hoge Raad, 23-09-2022