Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.556 resultaten

Rechtspraak

PR 2023-0071

Verhoging premie leidt niet tot verhoging garantie pensioenverzekering op einddatum

Geschil over de uitleg van een pensioenverzekering voor een werknemer met een garantieclausule. Eiseres stelt zich – kort samengevat – op het standpunt stelt dat het garantierendement van 3,5% per jaar van toepassing is op alle ingelegde premies. Scildon stelt zich op het standpunt dat een verhoging van de ingelegde premie niet leidt tot een verhoging van de garantie op de einddatum. Het KIFID heeft de klacht van werknemer gegrond verklaard. De kantonrechter komt met toepassing van de geobjectiveerde uitlegnorm tot een ander oordeel dan het KiFiD. Gezien de verwijzing in de garantieclausule naar de gehele vooraf overeengekomen duur van de premiebetaling, ligt het naar het oordeel van de kantonrechter voor de hand dat premieverhogingen alleen tot een hogere garantie kunnen leiden als deze gedurende de gehele looptijd van de verzekeringsovereenkomst (34 jaar) zijn ingelegd. De premieverhogingen die na 2002 zijn doorgevoerd voldoen echter niet aan deze voorwaarde. De uitleg die eiseres aan de clausule geeft, zou tot het onaannemelijke resultaat leiden dat ook een premieverhoging die vlak voor het einde van de looptijd van de verzekeringsovereenkomst wordt doorgevoerd en die daardoor nauwelijks heeft kunnen renderen, tot een verhoging van de garantie op de einddatum zou leiden. Eiseres heeft de stelling van Scildon dat een dergelijke garantie niet kan worden herverzekerd omdat het bedrag van de garantie en de looptijd niet vaststaan, niet gemotiveerd weersproken.
Rechtbank Midden-Nederland, 18-01-2023

Rechtspraak

PR 2023-0067

Afwikkeling huwelijksvermogensregime na echtscheiding; geen afstorting bij onbekende commerciële waarde pensioen in eigen beheer

Dit is de eindbeschikking in een langlopende echtscheidingsprocedure. Deze beslissing gaat onder meer over de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime en de verevening van het pensioen. Voor de afwikkeling heeft een deskundige de waarde van de aandelen van diverse ondernemingen bepaald. De bezwaren tegen het deskundigenbericht worden verworpen. Bij het bepalen van de waarde van de in de verrekening te betrekken aandelen moet rekening gehouden worden met de daaraan verbonden AB-claim, vergelijkbaar met de situatie waarin sprake is van het uitkeren van dividend of bij het vervreemden van de aandelen. Deze latente belastingclaim wordt op dezelfde wijze gewaardeerd als het onderliggende vermogensbestanddeel waarover belasting zal worden geheven (een AB-claim van 25%). Er is geen sprake van een in het kader van de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime (of nalatenschap) ontstane belastingverplichting, die al dan niet geruisloos kan worden doorgeschoven naar de toekomst. De rechtbank veroordeelt de man om aan de vrouw ter zake van het voorhuwelijkse vermogen en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te betalen het bedrag van € 33.999,90. Ten aanzien van de verzochte verklaring voor recht dat de pensioenaanspraken moeten worden verevend overeenkomstig de Wvps is overwogen dat de vrouw van rechtswege recht heeft op pensioenverevening en dus geen belang heeft bij haar verzoek. Dit geldt eveneens voor het in eigen beheer opgebouwde pensioen. De rechtbank constateert dat niet gesteld of gebleken is wat de commerciële waarde van de pensioenaanspraak van de vrouw per nu (het tijdstip van afstorting) is. Al hierom is de door de vrouw verzochte verklaring voor recht dat overgegaan moet worden tot afstorting van haar pensioenaanspraak niet toewijsbaar. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van de vraag of er voldoende kapitaal binnen [naam bedrijf 1] aanwezig is om tot afstorting over te gaan zonder dat de continuïteit van de onderneming in gevaar wordt gebracht en – als sprake is van een tekort – aanleiding bestaat om dat toe te rekenen aan de man.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 28-02-2023

Rechtspraak

PR 2023-0063

Werkgever die wederindiensttredingsvoorwaarde schendt, moet onder meer pensioenschade vergoeden

De rechtbank heeft in een tussenvonnis overwogen dat de werkgever volgens het sociaal plan de werknemer volgens de wederindiensttredingsvoorwaarde een vrijkomende functie had moeten aanbieden. De werkgever heeft in strijd daarmee gehandeld en moet de schade vergoeden. Eiser heeft gesteld dat zijn schade het gemiste werkgeversdeel van de pensioenpremie is. Het voornemen is in het tussenvonnis geuit om de schade op nihil te stellen. Eiser heeft zijn eis gewijzigd en vordert een nettobedrag van € 55.381,61 aan pensioenschade, € 249.132,40 aan inkomensschade en fiscale schade wegens betaling ineens. Eiser werkte fulltime bij zijn oude werkgever en parttime (80%) bij zijn huidige werkgever. Het door eiser gevorderde bedrag van € 55.381,61 is niet toewijsbaar. Als eiser daar tot de AOW-gerechtigde leeftijd in dienst was gebleven had werkgever € 93.052 aan pensioenpremie voor hem betaald. De huidige werkgever van eiser betaalt tot die tijd € 78.862. Correctie vanwege het feit dat hoofdwerktuigkundigen bij de oude werkgever gemiddeld 4,28 jaar eerder met pensioen gaan, betekent een schade voor eiser van € 6.583,76. De kantonrechter zal dit bedrag aan schade toewijzen. De schade die eiser mogelijk lijdt door zijn ontslag is grotendeels verdisconteerd in de ontslagvergoeding. Hierbij komt dat eiser inmiddels en al geruime tijd ander werk heeft. De vordering van vergoeding van het fiscale nadeel doordat hij de schade-uitkering in één bedrag ontvangt, in elk geval bestaande uit de door hem te betalen vermogensrendementsheffing, is toewijsbaar.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 21-04-2023