Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.556 resultaten

Rechtspraak

PR 2023-0056

Wijziging onvoorwaardelijke indexatie met voorwaardelijk element niet in strijd met aantastverbod Pensioenwet

Kern van deze zaak is of de eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst van drie werknemers van de AFM rechtsgeldig is. Het hof heeft onder meer geoordeeld dat de wijziging van onvoorwaardelijke indexatie naar voorwaardelijke indexatie in strijd is met artikel 20 Pensioenwet. Het hof heeft de AFM veroordeeld tot nakoming van de oorspronkelijke pensioenovereenkomsten van werknemers. De Hoge Raad oordeelt dat een eenzijdig wijzigingsbeding als bedoeld in artikel 7:613 BW in een arbeidsovereenkomst betrekking kan hebben op wijzigingen in de pensioenovereenkomst. Of dit zo is, is een kwestie van uitleg van de arbeidsovereenkomst (inclusief pensioenovereenkomst). Daarover moet na terugverwijzing worden geoordeeld. De bijzondere bescherming van artikel 20 Pw is wat betreft toeslagverlening slechts gerechtvaardigd als daarvoor reeds vermogen verplicht is afgezonderd of had moeten worden afgezonderd. Er is geen sprake van wijziging van opgebouwde pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 20 Pw indien, zoals hier het geval is, een in een pensioenovereenkomst toegezegde onvoorwaardelijke toeslagverlening met een voorwaardelijk element, voor de toekomst wordt gewijzigd in een voorwaardelijke toeslagverlening. Artikel 20 Pw ziet op wijziging van de pensioenovereenkomst en de daaruit voortvloeiende aanspraken, en is naar het oordeel van de Hoge Raad niet van toepassing op wijzigingen in de uitvoeringsovereenkomst.
Hoge Raad, 21-04-2023

Rechtspraak

PR 2023-0055

Functioneel leeftijdsontslag geüniformeerd burgerpersoneel bij 64 jaar is leeftijdsdiscriminatie

Twee mannen zijn in 1982 en 2006 door de minister van Defensie als geüniformeerd burgerpersoneel aangesteld bij het Marine Bewakingskorps. Zij bekleden beiden inmiddels een kantoorfunctie. Hun FLO-leeftijd is (met ingang van 1 januari 2023) 64 jaar. De leeftijd dat zij pensioen ontvangen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is 67 jaar. Het CRM oordeelt dat beide mannen al langere tijd geen zware functie bekleden. De minister maakt niet duidelijk waarom zij nog beschermd zouden moeten worden. Omdat de mannen juist willen blijven doorwerken tot hun AOW-leeftijd, hoeft de minister bij hun juist niet tegemoet te komen aan gewekte verwachtingen omtrent het FLO. Het College vindt het middel niet passend en ook niet noodzakelijk. De FLO-regeling kent een bepaling voor individuele ambtenaren om de minister om opschorting van het FLO te vragen. De minister is gehouden om, op verzoek, individuele beslissingen te nemen. Bovendien weegt het belang van de mannen zwaarder dan het belang van de minister. Als de minister de mannen op hun 64ste FLO verleent, ontvangen zij drie jaar lang een FLO-uitkering met een hoogte van 80% of 85 % van hun loon. De FLO-uitkering moeten de mannen voor een deel zelf bekostigen door hiervoor hun pensioen in te zetten. Het FLO heeft dus tot gevolg dat de mannen én drie jaar lang een lager inkomen hebben én hun pensioen voor de rest van hun leven lager is dan dat zou zijn als zij mogen doorwerken tot hun AOW-leeftijd. Dit zijn zwaarwegende financiële consequenties terwijl de mannen al jaren geen zware functie bekleden. Het belang van de minister om zijn personeelsbeleid uit te voeren op basis van uniforme regelgeving, zonder op individuele basis uitzonderingen te maken, weegt hier naar het oordeel van het College niet tegenop.
College voor de Rechten van de Mens, 13-03-2023