Functioneel leeftijdsontslag geüniformeerd burgerpersoneel bij 64 jaar is leeftijdsdiscriminatie
Twee mannen zijn in 1982 en 2006 door de minister van Defensie als geüniformeerd burgerpersoneel aangesteld bij het Marine Bewakingskorps. Zij bekleden beiden inmiddels een kantoorfunctie. Hun FLO-leeftijd is (met ingang van 1 januari 2023) 64 jaar. De leeftijd dat zij pensioen ontvangen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is 67 jaar. Het CRM oordeelt dat beide mannen al langere tijd geen zware functie bekleden. De minister maakt niet duidelijk waarom zij nog beschermd zouden moeten worden. Omdat de mannen juist willen blijven doorwerken tot hun AOW-leeftijd, hoeft de minister bij hun juist niet tegemoet te komen aan gewekte verwachtingen omtrent het FLO. Het College vindt het middel niet passend en ook niet noodzakelijk. De FLO-regeling kent een bepaling voor individuele ambtenaren om de minister om opschorting van het FLO te vragen. De minister is gehouden om, op verzoek, individuele beslissingen te nemen. Bovendien weegt het belang van de mannen zwaarder dan het belang van de minister. Als de minister de mannen op hun 64ste FLO verleent, ontvangen zij drie jaar lang een FLO-uitkering met een hoogte van 80% of 85 % van hun loon. De FLO-uitkering moeten de mannen voor een deel zelf bekostigen door hiervoor hun pensioen in te zetten. Het FLO heeft dus tot gevolg dat de mannen én drie jaar lang een lager inkomen hebben én hun pensioen voor de rest van hun leven lager is dan dat zou zijn als zij mogen doorwerken tot hun AOW-leeftijd. Dit zijn zwaarwegende financiële consequenties terwijl de mannen al jaren geen zware functie bekleden. Het belang van de minister om zijn personeelsbeleid uit te voeren op basis van uniforme regelgeving, zonder op individuele basis uitzonderingen te maken, weegt hier naar het oordeel van het College niet tegenop.
College voor de Rechten van de Mens, 13-03-2023