Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.556 resultaten

Rechtspraak

PR 2020-0182

Pensioenfonds heeft niet tijdig advies gevraagd aan verantwoordingsorgaan bij voorgenomen besluit overstap PGB en liquidatie

Deze uitspraak heeft betrekking op de vraag of het pensioenfonds AVH heeft voldaan aan zijn verplichting om het verantwoordingsorgaan tijdig om advies te vragen over de collectieve waardeoverdracht naar PGB. De Ondernemingskamer oordeelt dat dit niet het geval is. Het pensioenfonds heeft op 11 juni 2020 aan het verantwoordingsorgaan advies gevraagd over het in die adviesaanvraag nader uitgewerkte voornemen om per 1 januari 2021 te komen tot een collectieve waardeoverdracht aan PGB en het verantwoordingsorgaan verzocht om uiterlijk op 25 juni 2020 te adviseren. Zonder die door hemzelf gestelde termijn af te wachten heeft het pensioenfonds op 17 juni 2020 een overeenkomst met PGB tot collectieve waardeoverdracht ondertekend. De in die overeenkomst opgenomen ontbindende en opschortende voorwaarden laten aan het pensioenfonds geen ruimte om zelfstandig – dat wil zeggen zonder instemming van PGB – af te zien van de collectieve waardeoverdracht indien de inhoud van het door het verantwoordingsorgaan uit te brengen advies hem daartoe aanleiding zou geven. Het pensioenfonds heeft met het ondertekenen van de overeenkomst van 17 juni 2020 besloten tot collectieve waardeoverdracht aan PGB zonder het advies van het verantwoordingsorgaan af te wachten. Omdat de overeenkomst van 17 juni 2020 is ondertekend voordat de door het pensioenfonds gestelde termijn voor advisering was verstreken, moet achteraf worden vastgesteld dat het advies niet op een zodanig tijdstip is gevraagd dat het van wezenlijke invloed kon zijn. De Ondernemingskamer verklaart voor recht dat het pensioenfonds niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit tot het aangaan van de overeenkomst van collectieve waardeoverdracht van 17 juni 2020 met PGB en verplicht het pensioenfonds dit besluit in te trekken en de gevolgen daarvan ongedaan te maken.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 05-11-2020

Rechtspraak

PR 2020-0178

Verlaging pensioenopbouw politiemedewerkster wegens fiscale redenen toelaatbaar

Dit geschil gaat over de pensioenopbouw tijdens de regeling partieel uittreden (RPU) van een politiemedewerkster. Die is initieel voortgezet tijdens het verlof. De Belastingdienst stelt dat die pensioenopbouw moet worden verlaagd omdat het geen verlof is maar gedeeltelijke beëindiging van werkzaamheden. Vanaf 1 januari 2018 zal de Belastingdienst geen naheffingsaanslag opleggen. De verminderde pensioenopbouw is voor het eerst met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 toegepast bij de salarisbetaling van november 2018. Die verminderde pensioenopbouw is het gevolg van de verhoging van de pensioenrichtleeftijd ingevolge de Wet VAP en een nieuw standpunt van de Belastingdienst over de aard van de RPU. Belanghebbenden mogen er in het algemeen niet op vertrouwen dat de ten tijde van de toekenning geldende regelgeving onverminderd van kracht zal blijven. In dit geval heeft de korpschef in het besluit tot toekenning van de RPU zonder voorbehoud vermeld dat alle aan het salaris gerelateerde aanspraken, zoals bijvoorbeeld pensioenopbouw (en dus ook de te betalen pensioenpremie), gelijk blijven. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat dit een aan de korpschef toe te rekenen toezegging is waaruit betrokkene redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de deelname aan de RPU niet van invloed zou zijn op de pensioenopbouw en daarmee op de te betalen pensioenpremie. In dit geval moet toch worden geoordeeld dat de korpschef niet gehouden is om aan de gerechtvaardigde verwachtingen te voldoen. De korpschef mocht het algemeen belang laten prevaleren boven het belang van appellante om de toezegging na te komen.
Centrale Raad van Beroep, 19-11-2020