Duitse chauffeurs vallen onder verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds vervoer
Kern van het geschil is of de tien Duitse chauffeurs van een in Nederland gevestigde onderneming in het beroepsvervoer over de weg (totaal 90 werknemers) vallen onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds vervoer. De arbeidsovereenkomsten bevatten een rechtskeuze voor Nederlands recht. Het hof beslist dat, gegeven de rechtskeuze, de Duitse chauffeurs van werkgever verplicht zijn tot deelneming omdat zij geen bescherming verliezen op grond van dwingend objectief toepasselijk recht. Het hof overweegt verder dat, als deze rechtskeuze zou ontbreken, de vijf Duitse chauffeurs van werkgever die een relevant deel van hun werkzaamheden in Nederland verrichten, ook verplicht zouden zijn tot deelneming in het Pensioenfonds Vervoer, omdat de Wet Bpf 2000 ook op hen dwingendrechtelijk van toepassing is. Voor de andere vijf Duitse chauffeurs geldt die verplichting zonder rechtskeuze voor Nederlands recht niet.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 19-01-2021