Vrouw heeft na uitvoering pensioen in eigen beheer geen vordering jegens de man
Partijen zijn gehuwd in 1972 en gescheiden in 2004. Ze hebben afspraken gemaakt in een echtscheidingsconvenant en een notariële verdelingsakte. In het convenant zijn afspraken gemaakt over de pensioenrechten in eigen beheer. Daarin staat samengevat dat de B.V. aan elke partij de helft van het totale vermogen van € 164.317,89 overmaakt op een door elke partij aan de B.V. op te geven rekening van een pensioenverzekeraar. Opgebouwd pensioen in het verleden zal volgens de WVPS worden verevend. In afwijking van deze afspraken in het convenant, heeft [naam 1] B.V. met instemming van partijen het pensioen van beide partijen in eigen beheer uitgevoerd en aan partijen pensioenuitkeringen gedaan. Tussen partijen is in geschil of [naam 1] B.V. een te groot gedeelte van het pensioen in eigen beheer aan de man heeft uitgekeerd en, zo ja, of de vrouw in verband daarmee een vorderingsrecht op de man heeft. Een eventuele te hoge uitkering door [naam 1] B.V. aan de man levert daarom geen vordering van de vrouw op de man op, maar een vordering van [naam 1] B.V. op de man uit hoofde van onverschuldigde betaling. De vordering van de vrouw jegens de man moet daarom worden afgewezen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 24-08-2021