Geen schending informatieplicht door Pensioenfonds bij wijzigen omrekenfactoren
Gepensioneerde verwijt het pensioenfonds dat hij onvoldoende concreet is geïnformeerd dat het laten ingaan van zijn ouderdomspensioen uiterlijk 30 juni 2017 tot een aanzienlijk hoger pensioen zou hebben geleid dan ingang na die datum i.v.m. gewijzigde omrekenfactoren. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of het Pensioenfonds gehouden was appellant er in december 2016, of kort daarna, expliciet op te wijzen dat de omrekenfactoren per 1 juli 2017 zouden veranderen, als ook dat die wijziging zou betekenen dat het voor hem voordelig was zijn ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan 1 juli 2017, althans hem er expliciet op te wijzen dat die veranderde omrekenfactoren een ingrijpende wijziging voor hem zouden betekenen. Appellant meent dat het Pensioenfonds die informatieplicht had, en het Pensioenfonds vindt van niet. Het hof oordeelt dat de door het Pensioenfonds verstrekte informatie voldoende, tijdig, uitgebreid en duidelijk was. Het Pensioenfonds heeft niet gehandeld in strijd met de artikelen 7:611 BW, 6:162 BW of de eisen van redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 lid 1 en/of artikel 6:248 lid 1 BW. Het Pensioenfonds had een voldoende zwaarwegend belang om de omrekenfactoren te wijzigen en daarbij is met het belang van appellant voldoende rekening gehouden. Ten slotte rustte op het Pensioenfonds geen bijzondere zorgplicht vanwege het feit dat appellant in het buitenland werkzaam was.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15-02-2022