Brief over stopzetting pensioen ex-Statenlid Aruba niet gericht op rechtsgevolg en geen besluit

Geschil over het pensioen van een ex-Statenlid van Aruba. Zijn pensioen is bij brief van 5 maart 2021 stopgezet per 1 februari 2021 omdat zijn inkomen uit Landskas meer bedraagt dan zijn pensioen. Het gerecht oordeelt dat de brief van 5 maart 2021, gelet op de bewoordingen daarvan, niet op enig rechtsgevolg is gericht en aldus geen beschikking in de zin van de Lar behelst. Bij deze brief wordt appellant slechts geïnformeerd dat vanwege de constatering dat de uit de Landsverordening voorziening gewezen politieke ambtsdragers en hun nabestaanden (Lvgpan) voorvloeiende verplichtingen niet zijn nageleefd, de pensioenbetalingen feitelijk zullen worden stopgezet. Anders dan appellant betoogt, behelst de brief, gegeven de bewoordingen daarvan, geen beslissing over het aan appellant toe te kennen pensioenbedrag noch een over de terugvordering van het te veel ontvangen pensioen.

Brief over stopzetting pensioen ex-Statenlid Aruba niet gericht op rechtsgevolg en geen besluit

Geschil over het pensioen van een ex-Statenlid van Aruba. Zijn pensioen is bij brief van 5 maart 2021 stopgezet per 1 februari 2021 omdat zijn inkomen uit Landskas meer bedraagt dan zijn pensioen. Het gerecht oordeelt dat de brief van 5 maart 2021, gelet op de bewoordingen daarvan, niet op enig rechtsgevolg is gericht en aldus geen beschikking in de zin van de Lar behelst. Bij deze brief wordt appellant slechts geïnformeerd dat vanwege de constatering dat de uit de Landsverordening voorziening gewezen politieke ambtsdragers en hun nabestaanden (Lvgpan) voorvloeiende verplichtingen niet zijn nageleefd, de pensioenbetalingen feitelijk zullen worden stopgezet. Anders dan appellant betoogt, behelst de brief, gegeven de bewoordingen daarvan, geen beslissing over het aan appellant toe te kennen pensioenbedrag noch een over de terugvordering van het te veel ontvangen pensioen.

Aanstelling als ambtenaar en deelneming in pensioenfonds niet eerder dan per 1 december 2021

Dit geschil gaat over de vraag vanaf welk moment een Arubaanse ambtenaar mocht deelnemen aan de pensioenregeling van het pensioenfonds. Het besluit is genomen om dat te doen per 1 december 2021. Volgens de ambtenaar was hij eerder al aangesteld en mocht hij daarom eerder deelnemen. Het gerecht wijst zijn bezwaar af.

Rechtbank gelast verdeling na scheiding, verevening buitenlands pensioen

Verdeling na echtscheiding. Partijen hebben tijdens het huwelijk samen in verschillende landen gewoond. De rechtbank is bevoegd en Nederlands recht is van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen. Zij oordeelt dat zij over voldoende informatie beschikt en gelast dan ook de wijze van verdeling. Op het in het buitenland opgebouwde pensioen is de WVPS van toepassing, zodat er verevend moet worden. De rechtbank veroordeelt de man tot afgifte aan de advocaat van de vrouw van overzichten van het (de) door de man tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen(en).

Ernstig verwijtbaar ontslag: billijke vergoeding inclusief pensioenschade

Ontslagzaak. De rechtbank oordeelt dat werkgever ernstig verwijtbaar handelt door in plaats van een welwillende en begripvolle koers te varen, af te stevenen op een beëindiging van het dienstverband en daarmee erg voorbarig te handelen. Werknemer ontvangt naast transitievergoeding een billijke vergoeding inclusief pensioenschade en immateriële schadevergoeding.

Echtscheiding: verdeling deels naar Nederlands en deels naar Israëlisch recht: pensioenverevening en afwikkeling Israëlisch pensioen.

Echtscheiding. Partijen zijn in Israël getrouwd en hebben de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank verdeelt de gemeenschap. Vanaf huwelijksdatum is Israëlisch recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime en vanaf 2016 Nederlands recht. Het in Nederland opgebouwde pensioen wordt verevend. Partijen moeten het pensioen dat de man heeft opgebouwd volgens het Israëlisch recht en de op dat pensioen betrekking hebbende regels afwikkelen.

Echtscheiding met verrekening conform huwelijkse voorwaarden en pensioenverevening

Echtscheidingsgeschil. Er dient te worden verrekend conform de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank verklaart voor recht dat partijen elk hun eigendommen behouden, bepaalt dat partij A in het kader van de verrekening van de huwelijksvoorwaarden een geldbedrag aan partij B dient te voldoen en veroordeelt partij B tot het betalen van een bedrag aan partij A. Er wordt verevend conform de huwelijkse voorwaarden, inclusief de voorhuwelijkse periode.

Ontslag statutair bestuurder ernstig verwijtbaar: billijke vergoeding en pensioenbijdrage verschuldigd

Statutair bestuurder wordt tijdens ziekte ontslagen wegens een bedrijfssluiting. De rechtbank oordeelt dat het ontslagbesluit niet nietig of vernietigbaar is. Aan de bestuurder wordt een billijke vergoeding toegekend. De werkgever heeft niet voldaan aan de herplaatsingsplicht. Daarnaast is de werkgever verplicht de toezegging tot betaling van een pensioenbijdrage te voldoen.

Ontbinding arbeidsovereenkomst met toekenning billijke vergoeding inclusief pensioenschade

Werknemer is als voorzitter van de raad van bestuur in dienst getreden bij de stichting en benoemd als statutair directeur. Na een gesprek over verlenging eind 2021 als bestuurder met de raad van toezicht heeft de bestuurder op 19 januari 2022 aangegeven vraagtekens te hebben bij de hoogte van de vergoeding van raad van toezicht-leden. Een week later is hem meegedeeld dat de raad van toezicht terugkwam op het verlengingsbesluit. Daarna is de bestuurder arbeidsongeschikt geraakt, geschorst en ontslagen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Hij kent werknemer/bestuurder naast de transitievergoeding een billijke vergoeding toe van € 93.000. Daarin begrepen is pensioenschade.

Geen afkoelingsperiode WHOA bij premievordering pensioenfonds

Verzoek tot verlenging afkoelingsperiode met twee maanden voor schuldeisersakkoord. De rechtbank overweegt dat onvoldoende vooruitgang is geboekt bij een akkoord. De rechtbank wijst erop dat de Hoge Raad heeft beslist dat afdeling 2 van titel IV van de Faillissementswet (de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA)) niet van toepassing is op een vordering voor achterstallige premies van een pensioenfonds, en dat die vordering niet kan worden betrokken in een onderhands akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw. Een afgekondigde afkoelingsperiode kan zich niet uitstrekken tot vorderingen van een pensioenfonds voor pensioenpremies. Nu in het onderhavige geval niet is gesteld of gebleken dat er naast het pensioenfonds ook andere schuldeisers zijn die met het nemen van rechtsmaatregelen hebben gedreigd of daartoe zijn overgegaan, is van een noodzaak van (verlenging van) de afkoelingsperiode niet (summierlijk) gebleken.